De Scheids : Vertrouwen
12-5-2017 In ons dagelijkse leven speelt vertrouwen een belangrijke rol. Hoe dichter mensen bij ons staan, hoe belangrijker we het vinden dat we ze kunnen vertrouwen. En hoe meer het handelen van een gezagsdrager ons persoonlijk kan raken, hoe hoger de normen die we stellen aan hun professionaliteit en betrouwbaarheid. We verwachten daarom van de chirurg, de minister president en de piloot dat ze volkomen betrouwbaar zijn en integer handelen.Gedurende 70 minuten is de scheidsrechter ook een gezagsdrager. En dus mogen er eisen worden gesteld aan zijn betrouwbaarheid en professionaliteit. Het gaat hier natuurlijk niet om kwesties van leven en dood, al doen de omstandigheden soms wel eens anders vermoeden! Een scheids is betrouwbaar en verwerft autoriteit als hij onpartijdige en consequente beslissingen neemt. Doet hij dat goed, dan zijn zijn beslissingen voorspelbaar en neemt het vertrouwen in de scheids toe. Het opbouwen van vertrouwen gedurende de wedstrijd is noodzakelijk voor elke scheids.
Mag de scheids, omgekeerd, ook verwachtingen hebben over de betrouwbaarheid van de spelers en de begeleiding? Of is het vertrouwen geheel eenzijdig? Ik moest daar laatst aan denken toen ik werkelijk niet wist wie de bal het laatst had aangeraakt voordat deze over de zijlijn ging. Twee volwassen mannen claimden allebei de bal. En ik wist het antwoord niet.
De scheidsrechtersopleiding biedt in deze situaties enig houvast. Even afwachten is het advies: we zien in de meeste gevallen dat spelers zelf de situatie oplossen. Lukt dat niet dan wijzen we met zoveel mogelijk overtuiging alsnog een bepaalde kant op. Maakt niet uit welke. En de volgende keer kiezen we gewoon de andere kant.
Ik heb spelers wel eens ‘op de man af’ gevraagd wie de bal het laatst had aangeraakt. Ik hoopte dandat ze eerlijk zouden zijn. Maar dat doe ik bijna niet meer. Ik merk dat spelers dat meestal niet prettig vinden. De wil om te winnen en de loyaliteit jegens het eigen team kunnen conflicteren met de behoefte om integer te zijn. Alleen bij jongere jeugd vind ik dit nog een te hanteren strategie.
Een paar weken terug gaf ik aan een speler een tweede gele (en dus rode) kaart, toen hij de bal lang na mijn fluitsignaal wegsloeg. De situatie was een meter of veertig van mij verwijderd. Toen ik hem de rode kaart toonde zonk de speler op zijn knieën en bezwoer mij dat hij het niet was geweest die de bal had weggeslagen. Zijn aanvoerder kwam dat meteen bij mij bevestigen. Natuurlijk wisten geen van beiden wie de bal dan wél had weggeslagen, maar déze speler was het in elk geval niet! Ik begon te twijfelen. Ik had het rugnummer niet goed gezien. Had ik dan echt de verkeerde in het vizier? Ook mijn collega scheids wist niet met zekerheid wie de bal had weggeslagen. En dus besloot ik de kaarten terug te trekken: zeker bij een rode kaart moet je immers héél zeker zijn van je zaak. U begrijpt: Ik kijk niet met trots naar deze beslissingen en naar de chaos die erop volgde.
Na de wedstrijd kwam de bewuste speler nog even bij mij langs. Hij was het wel, gaf hij toe. En dus verliet ik de club met een heel vieze smaak in mijn mond. Misschien was het allemaal wel heel slim van die speler. En van zijn aanvoerder. Maar ons onderlinge vertrouwen was door hen geschonden. Net als ongeschreven regels van fatsoen. Dat voelt niet goed.
Natuurlijk is vertrouwen goed en controle beter. En was het dus beter geweest als ik direct het juiste rugnummer had gezien. Maar ik vind dat basale normen van vertrouwen en fatsoen niet alleen gelden voor scheidsen, maar ook voor spelers. En zéker voor aanvoerders. En wat doen we dan de volgende keer dat we elkaar tegenkomen? Juist, zand erover.
Reacties
Er zijn nog geen reacties, plaats uw reactie hieronder