De Scheids : Dwaasheid
31-1-2017 Het zal de schrille herrie zijn of de broeierige gympjeslucht, feit is dat de zaal mij meestal weinig inspiratie oplevert voor een column. Een recent weekend was daarop een prettige uitzondering. Ik had ineens de keus uit vele onderwerpen. Die van de betweterige collega doen? Nee, ik kies het onderwerp waar ik me in stilte al vaker over verbaasd heb.Enige weken geleden heb ik u waarschijnlijk verrast met een column over mijn favoriete zaalregel: het blok. De oorverdovende stilte na die column sterkt mij in de gedachte dat u het helemaal met mij eens was. Ik betoogde dat de wirwar van regels omtrent het blok weliswaar een waar walhalla is voor juristen, maar dat die regels zich helaas nauwelijks lenen voor toepassing in de zaal. Ik vergat u erbij te zeggen dat ik het met de doelstelling van de regel, namelijk het voorkomen van gevaar, volledig eens ben. De knokkels kunnen na een gerichte push, ondanks de aanwezigheid van een zaalhandschoen, flink pijn doen. En de bal kan ook van de stick omhoog springen in de richting van het gezicht. Goed hoor, dat de spelregels proberen om de spelers te beschermen. De scheidsrechter wordt zelfs opgedragen om bij roekeloos gedrag een persoonlijke straf, lees een groene kaart, uit te reiken aan de dader. Een collega scheids sprak mij er nog op aan dat ik die kaart zomaar had overgeslagen.
Des te vreemder is het dat we een veel groter gevaar toestaan, nee kóesteren, bij de strafcorner.Op het veld hebben we al decennia lang de regel dat de geslagen strafcorner op de plank moet. De hoog-gepushte bal is door alle materiaalinnovaties van tegenwoordig is ook al levensgevaarlijk hard. Kunt u zich voorstellen hoe gevaarlijk diezelfde strafcornerpush in de zaal is, waar de reactietijden grofweg de helft zijn? Wie heeft er ooit bedacht dat het raken van knokkels een groene kaart rechtvaardigt, maar het raken van een hoofd bij de strafcorner een strafbal oplevert?
Overdreven? Ik dacht het niet. U moet weten, ik heb best een verleden als het gaat om de strafcorner. Niet alleen mocht ik bij mijn club de strafcorner inslaan of inpushen, ik was ook degene die op de lijn stond om ze te verdedigen. Voor wat, hoort wat, zei mijn coach. Ik ben inderdaad heel wat keren geraakt op allerlei delen van mijn lichaam, behalve -gelukkig- op mijn hoofd. En dat in een tijd zonder maskers. In ruil voor dit ongemak leefde ik me inderdaad geweldig uit in de aanvallende cirkel.
Afgelopen zondag, in een wedstrijd waarbij ik toeschouwer was, werd een verdediger op zijn hoofd geraakt door een strafcorner die zó hard was dat beide scheidsrechters niet eens zagen dat de bal op zijn hoofd kwam. Hadden ze het wel gezien dan hadden ze ongetwijfeld een strafbal gegeven. Want uit de goal koppen mag niet. Hoe ik dan wel weet dat die bal op zijn hoofd was? Omdat de speler in kwestie na tien minuten met een gat in zijn hoofd, waar dat niet behoort te zitten, terugkwam uit de kleedkamer. Nu gaven de scheidsen een lange corner. En niet eens een groene kaart voor de aanvaller die dit gevaar zo roekeloos had veroorzaakt.
Deze dwaasheid moet stoppen. Binnen de KNHB bestaat een meldpunt voor hoofdletsel. Ben benieuwd of het incident dat ik net omschreef inmiddels een statistiek is. Ik vermoed van niet. Zoals waarschijnlijk de meeste hoofdletsels op onze velden en in onze zalen het meldpunt niet zullen halen. Ik ken de statistieken die op het meldpunt worden verzameld niet. Maar eigenlijk hebben we die statistieken ook niet nodig. Ga een keer objectief kijken en laat het gezond verstand zegevieren. Zolang dat tenminste niet door een rondvliegende bal is geraakt.
Reacties
Er zijn nog geen reacties, plaats uw reactie hieronder